Abstract
De vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak een vraag naar de juridische kwalificatie van het betrokken feitencomplex. Voor de toerekenbaarheid is van belang of de betrokkene de ontoelaatbaarheid van dat gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar om aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden aangerekend.
De korpschef heeft bepaalde gedragingen terecht aangemerkt als plichtsverzuim. Van appellant als ervaren politieman mag een de-escalerend optreden worden verwacht. De wijze waarop appellant uit het niets is ‘geëxplodeerd’ past daar niet bij. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat appellant een gewaarschuwd man was. In een eerdere ontslagprocedure is vast komen te staan dat appellant in 2009 een onbetamelijke uitlating heeft gedaan richting een burger, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Dat de Raad in die uitspraak oordeelde dat de korpschef niet (meer) bevoegd was om appellant voor die gedraging te straffen neemt niet weg dat hij feitelijk was gewaarschuwd dat een dergelijke gedraging niet zou worden getolereerd en plichtsverzuim oplevert. De opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag is, gezien de ernst en de aard van de gedragingen, niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim.
Het onderzoek heeft niet onevenredig veel tijd gevergd. Weliswaar heeft het lang geduurd, maar tijdens het onderzoek heeft de korpschef steeds handelingen verricht, terwijl er tijdens het onderzoek ook nieuwe feiten over de gedragingen van appellant naar boven kwamen, wat nader onderzoek vergde.
De korpschef heeft bepaalde gedragingen terecht aangemerkt als plichtsverzuim. Van appellant als ervaren politieman mag een de-escalerend optreden worden verwacht. De wijze waarop appellant uit het niets is ‘geëxplodeerd’ past daar niet bij. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat appellant een gewaarschuwd man was. In een eerdere ontslagprocedure is vast komen te staan dat appellant in 2009 een onbetamelijke uitlating heeft gedaan richting een burger, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Dat de Raad in die uitspraak oordeelde dat de korpschef niet (meer) bevoegd was om appellant voor die gedraging te straffen neemt niet weg dat hij feitelijk was gewaarschuwd dat een dergelijke gedraging niet zou worden getolereerd en plichtsverzuim oplevert. De opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag is, gezien de ernst en de aard van de gedragingen, niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim.
Het onderzoek heeft niet onevenredig veel tijd gevergd. Weliswaar heeft het lang geduurd, maar tijdens het onderzoek heeft de korpschef steeds handelingen verricht, terwijl er tijdens het onderzoek ook nieuwe feiten over de gedragingen van appellant naar boven kwamen, wat nader onderzoek vergde.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | AB 2022/375 |
Pages (from-to) | 2948 |
Number of pages | 1 |
Journal | AB Rechtspraak Bestuursrecht (AB) |
Issue number | 47 |
Publication status | Published - 2022 |
Court cases
Title | AB 2022/375 |
---|---|
Court | Centrale Raad van Beroep |
Date of judgement | 12/05/22 |
ECLI ID | ECLI:NL:CRVB:2022:1182 |