Abstract
In deze bijdrage bespreekt de auteur de zaak De V. tegen de Staat der Nederlanden. Het gaat in deze procedure om de vraag of De V., ondanks het feit dat hij te laat hoger beroep had ingesteld, toch ontvankelijk in dit beroep had moeten worden verklaard. Inmiddels heeft de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens alsmede het Comite van Ministers van de Raad van Europa zich over deze zaak gebogen. De auteur behandelt in het kort zowel het rapport van de Europese Commissie als de resolutie van het Comite van Ministers in de zaak De V. en bekijkt of de inmiddels ingevoerde wijzigingen in onze wetgeving voldoende zijn om gelijkaardige gevallen in de toekomst te voorkomen.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 115-116 |
Number of pages | 2 |
Journal | Bedrijfsjuridische Berichten |
Volume | 13/1996 |
Publication status | Published - 1996 |