"... Want remicteren es princelic"? Enkele opmerkingen over het remissierecht in het Overkwartier van Gelre ten tijde van de Aartshertogen

Research output: Chapter in Book/Report/Conference proceedingChapterAcademic

87 Downloads (Pure)

Abstract

De uitoefening van het recht van remissie in de Zuidelijke Nederlanden is op het einde van de zestiende en aan het begin van de zeventiende eeuw nog geen exclusieve bevoegdheid van de Geheime Raad. De Criminele Ordonnantie van 1570 houdt formeel nog altijd rekening met andere terzake bevoegde organen en instanties. Het Hof van Gelre te Arnhem / Roermond was op grond van art. 28 van zijn instructie uit 1547 tot het verlenen van remissie bevoegd. Het Hof van Gelre speelde in de praktijk van het gratierecht een dubbele rol. Enerzijds waren stadhouder, kanselier en raden belast met de verificatie en de bevestiging van remissiebrieven die door de Geheime Raad of andere instanties waren verleend; daarnaast verleenden zij ook zelf dergelijke brieven, die zij tevens interineerden. De publicatie is oorspronkelijk verschenen in A.M.J.A. Berkvens, G.H.A. Venner red., Om daarmede vrijelijk te doen naer wil ende welgevallen. Rechtshistorische opstellen aangeboden aan Prof.mr. A.Fl. Gehlen, Maastricht 1998 Werken Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap 16.
Original languageDutch
Title of host publicationOm daarmede vrijelijk te doen naer wil ende welgevallen
Subtitle of host publicationRechtshistorische opstellen aangeboden aan prof. mr. A. Fl. Gehlen
EditorsA.M.J.A Berkvens, G.H.A. Venner
Place of PublicationMaastricht
PublisherLimburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap
Pages1-29
Number of pages29
ISBN (Print)9789071581090
Publication statusPublished - 1998
Externally publishedYes

Publication series

SeriesWerken uitgegeven door Limburgs geschied- en oudheidkundig genootschap
Volume16

Cite this