Tussen uitzendovereenkomsten in is werknemer op grond van Verordening nr. 883/2004 verzekerd in woonstaat

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

1 Downloads (Pure)

Abstract

X, een Nederlands staatsburger, is in 2012 naar Duitsland verhuisd. Zij heeft nooit in Duitsland gewerkt, maar heeft vanaf 2013 met tussenpozen via een uitzendbureau werkzaamheden in Nederland verricht. Die werkzaamheden werden verricht op basis van uitzendovereenkomsten voor bepaalde tijd met een ‘uitzendbeding’, dat wil zeggen een beding op grond waarvan de dienstbetrekking aanvangt op het moment waarop de werknemer met zijn werkzaamheden begint, en eindigt zodra die werkzaamheden worden stopgezet. Op 6 juli 2015 heeft de Sociale Verzekeringsbank aan X een pensioenoverzicht verstrekt. Uit dat overzicht bleek dat zij werd geacht alleen verzekerd te zijn voor de AOW in de periodes dat zij in Nederland daadwerkelijk als uitzendkracht werkzaam was. Aangezien er in de periodes tussen de verschillende werkzaamheden geen arbeidsverhouding was en er daadwerkelijk geen werkzaamheden werden verricht, was in die periodes de wet van haar woonplaats van toepassing, te weten de Duitse wet. In Duitsland heeft X geen recht op een ouderdomspensioen, omdat zij daar geen enkele verzekeringsperiode heeft voltooid. Na beroep oordeelt de rechtbank (Rechtbank Amsterdam) dat de tussenliggende periodes moesten worden beschouwd als periodes van verlof dan wel werkloosheid en dat X in deze periodes moest worden geacht verzekerd te zijn geweest voor de Nederlandse wet. Een vergelijkbare casus is die van Y, die met zijn gezin in Polen woont en sinds 2007, met enkele onderbrekingen, in Nederland heeft gewerkt op basis van meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd met een uitzendbureau. Bij besluit van 29 maart 2016 heeft de Sociale Verzekeringsbank aan Y meegedeeld dat hij op grond van de AKW geen recht heeft op kinderbijslag over januari en februari 2016, omdat hij op de eerste werkdag van die maanden niet in Nederland werkzaam was. Y is in beroep bij de rechtbank (Rechtbank Amsterdam) in het ongelijk gesteld. Zowel X als Y gaan in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De CRvB stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. Hij wil weten of art. 11 lid 3 onderdeel a en e Verordening nr. 883/2004 zo moet worden uitgelegd dat een persoon die in een lidstaat woont en via een in een andere lidstaat gevestigd uitzendbureau uitzendopdrachten verricht op het grondgebied van die andere lidstaat, gedurende de perioden tussen die uitzendopdrachten onderworpen is aan de nationale wetgeving van zijn werkstaat of aan de nationale wetgeving van zijn woonstaat. Met de advocaat-generaal is het Hof van Justitie EU van mening dat het voor de toepassing van de wetgeving van de werkstaat steeds noodzakelijk is dat er sprake is van een ononderbroken arbeidsverhouding. De wijze waarop de arbeid concreet wordt verricht, zoals de omstandigheid dat de arbeid in deeltijd of op oproepbasis wordt verricht of dat de daaruit voortvloeiende concrete verplichtingen worden opgeschort, is irrelevant wanneer die niet afdoet aan het voortdurende karakter van een arbeidsverhouding. Die arbeidsverhouding is slechts irrelevant in het geval bedoeld in art. 11 lid 2 Verordening nr. 883/2004, waarin personen die een uitkering ontvangen worden gelijkgesteld met personen die werkzaamheden in loondienst verrichten. Door de stopzetting van hun beroepsactiviteit gedurende de perioden tussen hun uitzendopdrachten verrichten X en Y geen arbeid in loondienst en bevonden zij zich niet in een gelijkgestelde situatie in de zin van de Nederlandse wetgeving. Daardoor vielen zij niet binnen de werkingssfeer van art. 11 lid 3 onderdeel a Verordening nr. 883/2004, zodat zij niet aan de Nederlandse wetgeving waren onderworpen. X en Y vielen gedurende de perioden tussen hun uitzendopdrachten onder de werkingssfeer van art. 11 lid 3 onderdeel e Verordening nr. 883/2004 en zijn tussen die uitzendopdrachten onderworpen aan de nationale wetgeving van de lidstaat waar zij wonen.
Original languageDutch
Article numberNTFR 2022/3683
JournalNederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht /(NTFR)
Issue number46
Publication statusPublished - 2022

Court cases

TitleNTFR 2022/3683
CourtHof van Justitie EU
Date of judgement16/11/22
ECLI IDECLI:EU:C:2022:782

Keywords

  • uitzendbeding
  • arbeid in loondienst
  • socialezekerheidswetgeving

Cite this