Abstract
Sommige genen zijn onderhevig aan ‘genomic imprinting’: van deze genen komt of alleen het paternale allel of alleen het maternale allel tot expressie. Het vóórkomen van ingeprente genen wordt verklaard met de conflicttheorie, die is afgeleid van de evolutietheorie. In dit artikel wordt deze theorie gebruikt om ontwikkelingen in het postnatale gedrag te onderzoeken. Daarvoor worden kenmerken van het Prader-Willi-syndroom (PWS) en Angelman-syndroom (AS) geanalyseerd. Deze syndromen ontstaan doordat de effecten van paternale of maternale allelen ontbreken. Uit de analyse blijkt dat de conflicttheorie gedragingen van kinderen tijdens de fase van de borstvoeding goed kan verklaren. Hoe de theorie de ontwikkeling in het eetgedrag en sociaal-emotioneel gedrag op latere leeftijd kan verklaren, is minder duidelijk. De problemen die hierbij optreden worden geanalyseerd door het extreme eetgedrag bij PWS te vergelijken met kenmerken van het zogeheten spaarzame fenotype, en door de vrolijke dispositie van AS-kinderen te onderzoeken in termen van de evolutionaire signaaltheorie.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 39-50 |
Number of pages | 12 |
Journal | Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie en haar Grensgebieden |
Volume | 61 |
DOIs | |
Publication status | Published - 1 Jan 2006 |