Abstract
Tot halverwege de jaren zeventig was de geschiedschrijving van de psychiatrie in Nederland overwegend medische geschiedenis met een antiquarisch karakter. Historische studies van de psychiatrie bestonden hoofdzakelijk uit curiosa, jubileumboeken, biografische bijdragen en enkele bronnenpublicaties van de hand van enkele inspecteurs van de krankzinnigenzorg. De nadruk lag op de eigen dynamiek van de psychiatrie als betrekkelijk autonome vorm van wetenschappelijke kennisverwerving. De eigentijdse stand van zaken in de psychiatrie diende - meestal impliciet - als leidraad voor de beschrijving van het verleden. De geschiedenis van de psychiatrie werd nogal eens voorgesteld als een ontwikkeling waarin onwetendheid, bijgeloof, mishandeling en verwaarlozing plaats maakten voor toenemend wetenschappelijk inzicht en een rationele en humanitaire behandeling van patiënten.
Deze sterk naar presentisme neigende geschiedschrijving door direct betrokkenen maakte vanaf de tweede helft van de jaren zeventig plaats voor nieuw onderzoek van vooral sociale wetenschappers die een meer gedistantieerde houding innamen ten aanzien van de psychiatrie en aansluiting zochten bij de sociale en mentaliteitsgeschiedenis. Buitenlandse voorbeelden en de kritiek vanuit de antipsychiatrische beweging op de praktijk van de inrichtingspsychiatrie deden hun invloed gelden. Revisionistische auteurs als Foucault, Szasz, Castel, Scull, Rothman en Dörner stelden de vanzelfsprekende vooronderstellingen van de psychiatrie en haar geëigende geschiedbeeld ter discussie. Hun aandacht richtte zich in het bijzonder op de etikettering van sociaal deviant gedrag als geestesziekte, de belangen en macht van de psychiatrische beroepsgroep en de bijdrage van de psychiatrie aan de disciplinering en normalisering van maatschappelijk ongewenste individuen en groepen. Hoewel Nederlandse onderzoekers indertijd ook meer oog kregen voor de maatschappelijke context van de psychiatrie, vond de radicale kritiek van de revisionisten hier weinig weerklank. De Nederlandse geschiedschrijving van de psychiatrie bleef in de jaren tachtig overwegend empirisch en descriptief georiënteerd. Bovendien ging het voornamelijk om gedetailleerde deelonderzoeken; zowel theoretisch onderbouwde overzichtswerken als vergelijkende studies ontbraken nagenoeg.
Het onderzoek ontbeert ook continuïteit en institutionele inbedding ontbeert. In deze situatie is inmiddels verandering gekomen nu NWO samen met het Huizinga Instituut en de daarin participerende Universiteiten van Amsterdam en Maastricht vanaf begin 1999 het onderzoeksprogramma De gestoorde psyche: theorie en praktijk in Nederland in de twintigste eeuw financiert. Dit programma is tot nu toe de meest omvangrijke onderneming op dit gebied. Aanleiding voor ons om opnieuw de recente geschiedschrijving van de psychiatrie en de geestelijke gezondheidszorg in Nederland onder de loep te nemen. In ons overzicht ligt de nadruk op publicaties uit het afgelopen decennium - op een vijftal ter recensie ontvangen monografieën, waaronder drie dissertaties, zal iets uitgebreider worden ingegaan - maar daarnaast wordt ook verwezen naar werken die eerder zijn verschenen, vooral voor zover zij belangrijk zijn om de huidige stand van zaken en de lacunes in het onderzoek te inventariseren.
In het eerste deel van dit artikel behandelen wij de geschiedschrijving van de intramurale geestelijke gezondheidszorg. Hierin komen achtereenvolgens publicaties over de geschiedenis van psychiatrische instellingen, het beroep van psychiatrisch verpleegkundige en de zwakzinnigenzorg aan bod. Het tweede deel van dit artikel, over het domein van de psychiatrie, vervult een scharnierfunctie. Het is gewijd aan een tweetal thema's die meer zijdelings ook in het eerste en derde deel van dit artikel aan bod komen, namelijk de geschiedschrijving van het psychiatrisch beroep, met inbegrip van de forensische en de universitaire psychiatrie, alsmede de invloed van godsdienst op psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg. Veel van deze onderdelen en aspecten van de psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg kwamen in de loop van de negentiende eeuw tot ontwikkeling, maar maakten in de twintigste eeuw grote veranderingen door. Kenmerkend voor de twintigste eeuw is de verbreiding van de psychiatrie buiten de gestichten en ziekenhuizen. In het derde deel, over de geschiedschrijving van de extramurale geestelijke gezondheidszorg, staan achtereenvolgens de ambulante sector, de psychoanalyse en psychotherapie, de vraag naar geestelijke gezondheidszorg en het voorkomen van bepaalde psychiatrische ziektebeelden centraal. Tenslotte zullen wij de lacunes in het onderzoek aanstippen en enkele suggesties doen voor toekomstig onderzoek.
Deze sterk naar presentisme neigende geschiedschrijving door direct betrokkenen maakte vanaf de tweede helft van de jaren zeventig plaats voor nieuw onderzoek van vooral sociale wetenschappers die een meer gedistantieerde houding innamen ten aanzien van de psychiatrie en aansluiting zochten bij de sociale en mentaliteitsgeschiedenis. Buitenlandse voorbeelden en de kritiek vanuit de antipsychiatrische beweging op de praktijk van de inrichtingspsychiatrie deden hun invloed gelden. Revisionistische auteurs als Foucault, Szasz, Castel, Scull, Rothman en Dörner stelden de vanzelfsprekende vooronderstellingen van de psychiatrie en haar geëigende geschiedbeeld ter discussie. Hun aandacht richtte zich in het bijzonder op de etikettering van sociaal deviant gedrag als geestesziekte, de belangen en macht van de psychiatrische beroepsgroep en de bijdrage van de psychiatrie aan de disciplinering en normalisering van maatschappelijk ongewenste individuen en groepen. Hoewel Nederlandse onderzoekers indertijd ook meer oog kregen voor de maatschappelijke context van de psychiatrie, vond de radicale kritiek van de revisionisten hier weinig weerklank. De Nederlandse geschiedschrijving van de psychiatrie bleef in de jaren tachtig overwegend empirisch en descriptief georiënteerd. Bovendien ging het voornamelijk om gedetailleerde deelonderzoeken; zowel theoretisch onderbouwde overzichtswerken als vergelijkende studies ontbraken nagenoeg.
Het onderzoek ontbeert ook continuïteit en institutionele inbedding ontbeert. In deze situatie is inmiddels verandering gekomen nu NWO samen met het Huizinga Instituut en de daarin participerende Universiteiten van Amsterdam en Maastricht vanaf begin 1999 het onderzoeksprogramma De gestoorde psyche: theorie en praktijk in Nederland in de twintigste eeuw financiert. Dit programma is tot nu toe de meest omvangrijke onderneming op dit gebied. Aanleiding voor ons om opnieuw de recente geschiedschrijving van de psychiatrie en de geestelijke gezondheidszorg in Nederland onder de loep te nemen. In ons overzicht ligt de nadruk op publicaties uit het afgelopen decennium - op een vijftal ter recensie ontvangen monografieën, waaronder drie dissertaties, zal iets uitgebreider worden ingegaan - maar daarnaast wordt ook verwezen naar werken die eerder zijn verschenen, vooral voor zover zij belangrijk zijn om de huidige stand van zaken en de lacunes in het onderzoek te inventariseren.
In het eerste deel van dit artikel behandelen wij de geschiedschrijving van de intramurale geestelijke gezondheidszorg. Hierin komen achtereenvolgens publicaties over de geschiedenis van psychiatrische instellingen, het beroep van psychiatrisch verpleegkundige en de zwakzinnigenzorg aan bod. Het tweede deel van dit artikel, over het domein van de psychiatrie, vervult een scharnierfunctie. Het is gewijd aan een tweetal thema's die meer zijdelings ook in het eerste en derde deel van dit artikel aan bod komen, namelijk de geschiedschrijving van het psychiatrisch beroep, met inbegrip van de forensische en de universitaire psychiatrie, alsmede de invloed van godsdienst op psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg. Veel van deze onderdelen en aspecten van de psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg kwamen in de loop van de negentiende eeuw tot ontwikkeling, maar maakten in de twintigste eeuw grote veranderingen door. Kenmerkend voor de twintigste eeuw is de verbreiding van de psychiatrie buiten de gestichten en ziekenhuizen. In het derde deel, over de geschiedschrijving van de extramurale geestelijke gezondheidszorg, staan achtereenvolgens de ambulante sector, de psychoanalyse en psychotherapie, de vraag naar geestelijke gezondheidszorg en het voorkomen van bepaalde psychiatrische ziektebeelden centraal. Tenslotte zullen wij de lacunes in het onderzoek aanstippen en enkele suggesties doen voor toekomstig onderzoek.
Original language | English |
---|---|
Pages (from-to) | 162-197 |
Number of pages | 36 |
Journal | Bijdragen en Mededelingen Betreffende de Geschiedenis der Nederlanden |
Volume | 116 |
Issue number | 2 |
DOIs | |
Publication status | Published - 1 Jan 2001 |