Abstract
Volgens het Hof van Justitie EU bestaat er binnen de Europese rechtsorde een ‘parallellisme’ van btw en douanerechten bij de invoer van goederen in de EU.2 Dit houdt in dat de heffing van beide middelen zoveel mogelijk plaatsvindt als gevolg van hetzelfde (belastbare) feit, op dezelfde locatie en hetzelfde moment, en bij hetzelfde belastingsubject. In deze bijdrage analyseert de auteur de samenloop van btw en douanerechten in de internationale handel op basis van het EU-recht. Hij concludeert dat het Hof van Justitie EU met zijn zogenoemde ‘economische circuitdoctrine’ in voorkomende gevallen inbreuk maakt op het parallellisme. Zo splitst het Hof in de zaak FEDEX de heffing van btw en douanerechten in tijd en plaats zonder dat daarvoor directe gronden bestaan in de Europese regelgeving. In andere zaken wordt de toepassing van de doctrine gekenmerkt door inconsistenties en juridische onnauwkeurigheden. Volgens de auteur is de doctrine een onwenselijke creatie van het Hof van Justitie EU, vooral omdat er geen rechtvaardigingsgrond voor lijkt te bestaan. De Btw-richtlijn en het DWU bevatten immers duidelijke regels voor de heffing van douanerechten en btw bij invoer.
Original language | English |
---|---|
Article number | WFR 2023/133 |
Pages (from-to) | 14-23 |
Journal | Weekblad Fiscaal Recht |
Issue number | 7478 |
Publication status | Published - 2 May 2023 |