Organisatorische verwevenheid (FE btw) vereist niet dat de gezamenlijke leiding berust bij één persoon

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

1 Downloads (Pure)

Abstract

Belanghebbende is een BV die tegen vergoeding facilitaire diensten (waaronder schoonmaakwerkzaamheden in een ziekenhuis) verrichtte jegens Stichting A. Middellijk houdt Stichting A 51% van de aandelen met bijbehorende stemrechten in belanghebbende. De andere 49 procent is in bezit van een schoonmaakonderneming bestaande uit twee vennootschappen, B BV en C BV. Op 16 januari 2008 hebben belanghebbende en Stichting A de inspecteur verzocht om te worden aangemerkt als fiscale eenheid btw. Hoewel de inspecteur in eerste instantie het verzoek met een beschikking fiscale eenheid (de beschikking) heeft ingewilligd, heeft hij in 2012 om nadere inlichtingen gevraagd over de samenwerking tussen belanghebbende, de stichting en B BV. Vervolgens stelde hij zich op het standpunt dat belanghebbende en Stichting A van meet af aan niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid btw. Om die reden heeft de inspecteur de omzetbelasting ter zake van de verrichte facilitaire diensten nageheven. In geschil is of de twee partijen voldoen aan de voorwaarden voor de vorming van een fiscale eenheid btw, en dan vooral aan de vereisten van organisatorische en financiële verwevenheid. Daarnaast is de vraag of belanghebbende aan de formele rechtskracht van de afgegeven beschikking de zekerheid dan wel het vertrouwen kan ontlenen dat zij met Stichting A een fiscale eenheid btw vormde.

In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat voor het vereiste van nauwe verwevenheid de banden van financiële, organisatorische en economische aard in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Van belang is dat deze banden zodanig zijn dat kan worden gezegd dat de betrokken personen als eenheid – en dus als één ondernemer – een zelfstandige economische activiteit uitoefenen. Voor wat betreft verwevenheid in organisatorisch opzicht is niet vereist dat binnen een groep personen de gezamenlijke leiding bij één persoon berust. Bij complementaire activiteiten kan een gezamenlijke leiding ook bestaan wanneer tussen meerdere personen nauwe banden in bestuur en leiding aanwezig zijn. Daaraan hoeft niet in de weg te staan dat een derde daarin medezeggenschap heeft. Het is voor een fiscale eenheid btw niet voldoende dat tussen in financieel en economisch opzicht verbonden ondernemers niet-verwaarloosbare organisatorische betrekkingen bestaan. Voor wat betreft de formele rechtskracht van de beschikking merkt de Hoge Raad op dat belastingplichtigen zonder een dergelijke beschikking niet tegen hun wil behandeld kunnen worden als een fiscale eenheid btw, althans niet voor een periode gelegen vóór het moment waarop de inspecteur zijn standpunt terzake heeft meegedeeld. De beschikking doet dan ook geen fiscale eenheid ontstaan in gevallen waarin niet is voldaan aan de materiële voorwaarden. De uitgangspunten in cassatie wijzen uit dat belanghebbende bij haar verzoek om een beschikking fiscale eenheid de inspecteur niet juist heeft geïnformeerd. Zij had redelijkerwijs moeten weten dat het verzoek niet goed op zijn fiscale merites beoordeeld kon worden zonder dat de inspecteur over de juiste inlichtingen beschikte. Om die reden kan belanghebbende niet met succes een beroep doen op vertrouwen dat is gewekt door het afgeven van de beschikking. Verwijzing moet volgen om te beoordelen of tussen belanghebbende en de stichting de voor een fiscale eenheid vereiste nauwe verwevenheid bestaat.
Original languageDutch
Article numberFED 2022/44
Pages (from-to)15-23
JournalFiscaal Tijdschrift FED
Issue number8
Publication statusPublished - 2022

Court cases

TitleFED 2022/44
CourtHoge Raad
Date of judgement18/02/22
ECLI IDECLI:NL:HR:2022:269

Cite this