Appellant wordt verweten dat hij onvoldoende (professionele) afstand heeft gehouden tot leerlingen en dan met name tot één leerling. Appellant is in 2013 berispt en heeft de opdracht gekregen niet meer één-op-één-contact met leerlingen te hebben en zich te houden aan de gedragscode van de school. Uit onder andere de WhatsApp-berichten blijkt dat appellant zich niet aan deze opdracht heeft gehouden. De leerling heeft achteraf (via zijn ouders) een klacht ingediend bij de school en verklaard dat hij zich ongemakkelijk voelde door de gedragingen van appellant. Uit de verklaringen van de zorgcoördinator en de teamleider blijkt niet dat zij op de hoogte waren van het contact tussen appellant en de leerling. Uit de verklaringen die appellant in hoger beroep heeft overgelegd kan evenmin geconcludeerd worden dat het college hiervan op de hoogte was. Appellant heeft niet gedaan wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort te doen, zodat van ernstig plichtsverzuim sprake is. De maatregel is, gezien de aard en de ernst van de gedragingen, en de betekenis hiervan voor het functioneren van appellant op de school, niet onevenredig aan het vastgestelde plichtsverzuim. Appellant heeft door zijn gedrag het in hem te stellen vertrouwen in ernstige mate geschonden en aldus het belang van de school en van de leerlingen ten onrechte niet zwaarder laten wegen dan zijn eigen belang.
Original language | Dutch |
---|
Article number | AB 2022/367 |
---|
Pages (from-to) | 2889-2890 |
---|
Number of pages | 2 |
---|
Journal | AB Rechtspraak Bestuursrecht |
---|
Issue number | 46 |
---|
Publication status | Published - 2022 |
---|
Title | AB 2022/367 |
---|
Court | Centrale Raad van Beroep |
---|
Date of judgement | 4/03/22 |
---|
ECLI ID | ECLI:NL:CRVB:2022:471 |
---|