Abstract
Fluvius is een publiekrechtelijke rechtspersoon gevestigd in België. Als distributienetbeheerder is zij onder meer verantwoordelijk voor de installatie van elektriciteitsmeters en het leveren van elektriciteit aan afnemers via individuele installaties. In de jaren 2017 tot en met 2019 heeft de particulier MX onrechtmatig elektriciteit verbruikt. Na ontdekking heeft Fluvius aan MX een factuur met btw uitgereikt, die onbetaald is gebleven. Het vredegerecht Antwerpen wil van het Hof van Justitie EU vernemen of de bepalingen van de Btw-richtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat de levering van elektriciteit door een distributienetbeheerder, zelfs indien dit onvrijwillig is en het gevolg is van het onrechtmatig handelen van een derde, een levering van goederen voor btw-doeleinden betreft. Daarnaast vraagt de Belgische rechter zich af of het Europese btw-recht inhoudt dat de levering van elektriciteit een economische activiteit vormt en, zo ja, of Fluvius handelt als overheid.
Het Hof van Justitie EU stelt vast dat het rechtstreekse verband tussen de onrechtmatig verbruikte elektriciteit en het door Fluvius als tegenprestatie gevorderde bedrag duidelijk volgt uit de omstandigheden dat MX op zijn huisadres elektriciteit heeft afgenomen en Fluvius de aldus afgenomen hoeveelheid heeft kunnen vaststellen. In dit specifieke geval wordt de verhouding (rechtsbetrekking) tussen de clandestiene verbruiker en de beheerder van het elektriciteitsdistributienet beheerst door het aansluitingsreglement, het Energiedecreet en het Energiebesluit. Deze instrumenten definiëren “onrechtmatige afname”, bepalen dat clandestien verbruik in rekening wordt gebracht, stellen de berekeningswijze van de vergoeding vast, en regelen het geval van elektriciteitsafname zonder een commerciële overeenkomst. Volgens het Hof van Justitie EU komt een levering van elektriciteit met dergelijke kenmerken overeen met een levering van goederen onder bezwarende titel in de zin van artikel 2 van de Btw-richtlijn. De eigenschappen van elektriciteit houden in dat de onttrekking aan het distributienet samenvalt met het verbruik van het goed en dat dit laatste niet alleen overeenkomt met het gebruik van het goed, maar ook met de vervreemding ervan. De levering van elektriciteit zoals in het hoofdgeding moet dus worden geanalyseerd als de overdracht of overgang van de macht om over een lichamelijke zaak te beschikken. Deze handeling betreft bovendien een economische activiteit van de beheerder, die slechts als onbeduidend kan worden beschouwd indien zij miniem is, qua volume dan wel qua tijd, en indien zij bijgevolg dermate geringe economische gevolgen heeft dat de concurrentieverstoringen die eruit kunnen voortvloeien onbestaand of verwaarloosbaar zijn.
Het Hof van Justitie EU stelt vast dat het rechtstreekse verband tussen de onrechtmatig verbruikte elektriciteit en het door Fluvius als tegenprestatie gevorderde bedrag duidelijk volgt uit de omstandigheden dat MX op zijn huisadres elektriciteit heeft afgenomen en Fluvius de aldus afgenomen hoeveelheid heeft kunnen vaststellen. In dit specifieke geval wordt de verhouding (rechtsbetrekking) tussen de clandestiene verbruiker en de beheerder van het elektriciteitsdistributienet beheerst door het aansluitingsreglement, het Energiedecreet en het Energiebesluit. Deze instrumenten definiëren “onrechtmatige afname”, bepalen dat clandestien verbruik in rekening wordt gebracht, stellen de berekeningswijze van de vergoeding vast, en regelen het geval van elektriciteitsafname zonder een commerciële overeenkomst. Volgens het Hof van Justitie EU komt een levering van elektriciteit met dergelijke kenmerken overeen met een levering van goederen onder bezwarende titel in de zin van artikel 2 van de Btw-richtlijn. De eigenschappen van elektriciteit houden in dat de onttrekking aan het distributienet samenvalt met het verbruik van het goed en dat dit laatste niet alleen overeenkomt met het gebruik van het goed, maar ook met de vervreemding ervan. De levering van elektriciteit zoals in het hoofdgeding moet dus worden geanalyseerd als de overdracht of overgang van de macht om over een lichamelijke zaak te beschikken. Deze handeling betreft bovendien een economische activiteit van de beheerder, die slechts als onbeduidend kan worden beschouwd indien zij miniem is, qua volume dan wel qua tijd, en indien zij bijgevolg dermate geringe economische gevolgen heeft dat de concurrentieverstoringen die eruit kunnen voortvloeien onbestaand of verwaarloosbaar zijn.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | FED 2023/75 |
Pages (from-to) | 40-47 |
Journal | Fiscaal Tijdschrift FED |
Issue number | 1 |
Publication status | Published - 2023 |
Court cases
Court | Hof van Justitie EU |
---|---|
Date of judgement | 27/04/23 |
ECLI ID | ECLI:EU:C:2023:348 |