HvJ EU geeft uitleg over conflictregels uit Vo. 883/2004

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

1 Downloads (Pure)

Abstract

FK, geboren in 1954, is een advocaat en is zowel Pools als Duits staatsburger. Hij is als advocaat werkzaam in drie landen (Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland). FK begon zijn werkzaamheden in Duitsland en later in Zwitserland. In Oostenrijk was hij relatief gezien slechts in beperkte mate als advocaat werkzaam. Zo vormden de in Oostenrijk vervulde arbeidstijd en behaalde omzet nooit meer dan 10% van zijn totale arbeidstijd en omzet. Verzoeker heeft nooit in Oostenrijk gewoond. Van 1996 tot en met 2007 bevond het centrum van zijn particuliere belangen zich in Duitsland en daarna in Zwitserland. FK heeft bij de orde van advocaten van de deelstaat Wenen een aanvraag om toekenning van een vervroegd ouderdomspensioen ingediend, waarin hij verklaarde dat hij alleen zou afzien van de uitoefening van het beroep van advocaat in Oostenrijk, maar geen afstand zou doen van zijn toelatingen voor Duitsland en Zwitserland. Bij haar besluit heeft de orde van advocaten van de deelstaat Wenen de aanvraag van verzoeker afgewezen, op grond dat verzoeker in Duitsland en Zwitserland nog steeds als advocaat werkzaam was en een essentiële voorwaarde voor de toekenning van een vervroegd ouderdomspensioen dus niet was vervuld. Op 3 augustus 2018 heeft FK tegen dit besluit beroep ingesteld. De verwijzende rechter die uiteindelijk over het geschil moet oordelen heeft prejudiciële vragen gesteld. Hij wil weten welke wetgeving op grond van art. 13 lid 2 onder b Vo. 883/2004 van toepassing is. Het Hof van Justitie EU is in de eerste plaats van mening dat de prejudiciële vraag, in verband met de beschouwing van de Zwitserse Bondsstaat als een ‘lidstaat’, betrekking had moeten hebben op de uitlegging van art. 13 lid 2 onderdeel a van de verordening. Volgens die bepaling is een persoon die gewoonlijk een zelfstandige activiteit uitoefent in twee of meer lidstaten onderworpen aan de wetgeving van de staat van zijn woonplaats als hij een wezenlijk deel van zijn activiteit in die staat uitoefent. In casu is de Oostenrijkse wetgeving niet van toepassing, gezien de beperkte arbeidstijd die FK binnen zijn Oostenrijkse kantoor besteedde. Het Hof wijst erop dat ingeval slechts één wetgeving van toepassing is, dit niet tot gevolg kan hebben dat een lidstaat die op grond van Vo. 883/2004 niet bevoegd is, de mogelijkheid wordt ontnomen om op grond van zijn nationale wetgeving onder bepaalde voorwaarden gezinsbijslagen of een ouderdomspensioen toe te kennen aan een migrerende werknemer, zelfs als deze werknemer op grond van art. 13 van die verordening onderworpen is aan de wetgeving van een andere lidstaat. De conflictregels van Vo. 883/2004 zijn niet bedoeld om de vraag te regelen of een werknemer recht heeft op een uitkering die hij eventueel heeft verkregen op grond van bijdragen die hij gedurende een bepaald tijdvak aan een socialezekerheidsregeling van een bepaalde lidstaat heeft betaald. Het verzoek van de verwijzende rechter heeft dus geen betrekking op de vaststelling van de toepasselijke wetgeving overeenkomstig de conflictregels van art. 11 t/m 13 Vo. 883/2004, maar uitsluitend op de toepassing van het stelsel waarin de wetgeving van de betrokken lidstaat voorziet en waaraan FK heeft bijgedragen. Het hof benadrukt dat de verwijzende rechter heeft vastgesteld dat de bijdragen die verzoeker in het hoofdgeding heeft betaald aan de bijzondere stelsels die van toepassing zijn op personen die in Oostenrijk het beroep van advocaat uitoefenen, waren uitgesloten van de werkingssfeer van Vo. 1408/71, die is vervangen door Vo. 883/2004, en pas vanaf 1 januari 2005 binnen de werkingssfeer van deze verordeningen vielen. Overigens stelt het Hof van Justitie EU ook vast dat de Oostenrijkse eis dat FK afziet van de uitoefening van het beroep van advocaat ‘om het even waar’ in strijd is met art. 45 en 49 VWEU.
Original languageDutch
Article numberNTFR 2022/3514
JournalNederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht /(NTFR)
Issue number42
Publication statusPublished - 2022

Court cases

TitleNTFR 2022/3514
CourtHof van Justitie EU
Date of judgement15/09/22
ECLI IDECLI:EU:C:2022:691

Cite this