Eindrapportage: Onderzoek Praktijkvariatie Indicatiestelling Wijkverpleging

Sandra Zwakhalen, Jose van Dorst, Anne van den Bulck, Nienke Bleijenberg, Marit Schwenke, Judith D. de Jong, Anne Brabers

Research output: Book/ReportReportAcademic

Abstract

Abstract Achtergrond en aanleiding Een eenduidige en goede indicatiestelling door wijkverpleegkundigen wordt als essentieel gezien voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Er zijn echter signalen dat wijkverpleegkundigen verschillende zorg indiceren bij ‘vergelijkbare’ cliënten. De aard, omvang en oorzaken van deze praktijkvariatie zijn nog niet bekend. In het Hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging 2019-2022 werd onderzoek hierop als noodzakelijk gezien. Doel en onderzoeksvragen Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: Deel 1 had als doel praktijkvariatie in de indicatiestelling voor wijkverpleging te definiëren. Het doel van deel 2 was het onderzoeken van de omvang, aard en type praktijkvariatie, terwijl in deel 3 beoogd werd de verbeteracties en interventies te onderzoeken om de uniformiteit van de indicatiestelling voor wijkverpleging te verbeteren. Daarbij werden de volgende onderzoeksvragen gehanteerd: • Deel 1: Wat verstaan we onder praktijkvariatie? Hoe kunnen we praktijkvariatie verklaren en wanneer is deze ongewenst? Welke factoren zijn mogelijk van invloed op praktijkvariatie in het algemeen, en meer specifiek bij de indicatiestelling in de wijkverpleegkundige praktijk in Nederland? • Deel 2: Wat is de aard en omvang van de praktijkvariatie (op micro- en mesoniveau) bij de indicatiestelling door de wijkverpleegkundige? In hoeverre voldoen indicerend wijkverpleegkundigen aan de zes normen uit het normenkader indiceren en organiseren van zorg? • Deel 3: Voldoet het normenkader ‘indiceren en organiseren van zorg in de eigen omgeving’ of dient het normenkader geactualiseerd te worden? Welke interventies zijn nodig om de kwaliteit en uniformiteit van de indicatiestelling te verbeteren? Methoden In deelonderzoek 1 werden achtereenvolgend drie deelstudies uitgevoerd: 1) een literatuurstudie, 2) raadplegen van experts, en 3) een Delphi studie. In deelonderzoek 2 werd gebruikgemaakt van 1) dossieronderzoek met aanvullende vragenlijsten, 2) focusgroepen, en 3) een Think-aloud studie. In deelonderzoek 3 werden achtereenvolgend 1) een survey studie, 2) interviews en 3) twee focusgroepen studies gehanteerd. Resultaten In deelonderzoek 1 zijn er 59 relevante factoren, verdeeld over 4 categorieën, gevonden die van invloed kunnen zijn op variatie in de indicatiestelling. Tevens zijn er drie definities opgesteld over praktijkvariatie, gewenste praktijkvariatie en ongewenste praktijkvariatie. 4 In deelonderzoek 2 is gewenste variatie in de indicatiestelling gevonden door de factoren ‘functionele status’ en/of ‘doelgroep palliatief-terminaal’ die van invloed waren op de geïndiceerde en geleverde minuten. Verder kwam naar voren dat de omvang van indicaties varieert tussen 1 uur en 9 uur en 20 minuten per week en de duur van 3 weken tot onbepaalde tijd zorg. Het gebruik van classificatie lijkt geen verschil te maken. Ook in het type zorg die ingezet wordt is variatie zichtbaar. Met name organisatie factoren lijken bij de indicatiestelling ongewenst van invloed te zijn. In deelonderzoek 3 bleek dat het normenkader voor ‘indiceren en organiseren van zorg in de eigen omgeving’ vaak onvoldoende bekend is en organisaties eigen richtlijnen voor het indiceren lijken te maken. Wijkverpleegkundigen hebben verder behoefte aan dezelfde basiskennis en het uitwisselen en samenwerken met elkaar. Er is geen behoefte aan nieuwe interventies, wel aan het verbeteren van bestaande interventies en hulpmiddelen. Conclusies Uit de verschillende deelstudies kan worden geconcludeerd dat er aanzienlijke variatie bestaat, zowel wat betreft de dossiervorming als de omvang, duur en aard van de zorg. Dit geldt tevens voor de wijze waarop organisaties en wijkverpleegkundigen het normenkader toepassen bij de indicatiestelling en in de richtlijnen voor het invullen van de ECD's. Scholing, intercollegiale toetsing en intervisie kunnen bijdragen aan meer uniformiteit in de indicatiestelling. Verbeteringen moeten gericht zijn op implementatie en toepassing van deze interventies.
Original languageDutch
Place of PublicationMaastricht
PublisherMaastricht University
Number of pages35
Publication statusPublished - Apr 2024

Cite this