@article{81440be50b8749b19e6fade743467a41,
title = "Belastingplichtig voor loon dat na emigratie vanuit Nederland is ontvangen zonder dat arbeid is verricht",
abstract = "Belanghebbende woonde in Nederland en was van 1997 t/m 2015 in dienst van een in Nederland gevestigde vennootschap. Na een conflict is overeengekomen dat belanghebbende in 2015 in dienst zou blijven zonder dat hij daarvoor nog arbeid hoefde te verrichten. Op 15 maart 2015 is belanghebbende naar Costa Rica ge{\"e}migreerd. Hof Amsterdam (28 januari 2021, nr. 19/01361, NTFR 2021/1236) heeft geoordeeld dat het loon voor de periode van 15 maart 2015 t/m 31 december 2015 terecht in Nederland in de heffing van inkomstenbelasting is betrokken. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. De omstandigheid dat tegenover de ontvangen loonbetalingen geen daadwerkelijke arbeid is verricht, staat niet in de weg aan heffing. Loon uit dienstbetrekking wordt immers genoten ter zake van het in Nederland verrichten van arbeid in de zin van art. 7.2 lid 2 onderdeel b Wet IB 2001, wanneer het de beloning vormt voor een door de werknemer aanvaarde verplichting om in Nederland arbeid te verrichten. Dit geldt ook als de werknemer geen arbeid verricht omdat de werkgever geen gebruik maakt van zijn recht op de arbeidsprestatie van de werknemer.",
keywords = "tegenprestatie, arbeid, buitenlands belastingplichtige",
author = "Bastiaan Didden",
year = "2022",
language = "Dutch",
journal = "Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht /(NTFR)",
publisher = "Sdu Uitgevers",
number = "36",
}