Abstract
Uitgangspunten van het draaiboek ‘Triage op basis van niet-medische overwegingen voor IC-opname ten tijde van fase 3 stap C in de covid-19-pandemie’ zijn gelijkwaardigheid van patiënten, het redden van zo veel mogelijk levens en rechtvaardigheid. Vanuit deze ethische basisprincipes is een aantal criteria geformuleerd voor IC-triage op niet-medische gronden. Eén daarvan is dat zorgmedewerkers, wanneer zij opgenomen moeten worden op de IC, voorrang krijgen indien zij beroepsmatig aan covid-19 werden blootgesteld én er schaarste was aan persoonlijk beschermingsmaterialen. In dit artikel bespreken wij dit criterium vanuit een juridische invalshoek, met tevens oog voor de ethische dimensie. Het algemene kader is artikel 1 van de Grondwet. Onze zienswijze is dat voorrang voor zorgmedewerkers die een besmettingsrisico hebben gelopen zeker te rechtvaardigen is, maar dat die voorrang een fundament behoort te krijgen in de wet. Ook verdient het overweging het draaiboek zo aan te passen dat zorgmedewerkers soms ook voorrang kunnen krijgen bij IC-opname wanneer er voldoende beschermingsmateriaal is.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | D5651 |
Journal | Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde |
Volume | 165 |
Publication status | Published - Feb 2021 |