Vereniging voor Belastingwetenschap (External organisation)

Activity: Membership (due to research expertise)Membership of committeeAcademic

Description

Commissie Misbruik van Recht

Sinds het begin van de financiële en economische crisis ligt de belastingmoraal van burgers en bedrijven meer dan voorheen onder een vergrootglas. Hoever rijkt hun vrijheid belastingdruk te minimaliseren? Hebben zij misbruik gemaakt van dat recht,ten nadele van hun mede-belastingplichtigen? Om deze vragen te beantwoorden moet in de eerste plaats worden vastgesteld wat ‘misbruik van recht’ naar geldend recht eigenlijk inhoudt. Mocht deze notie geen oplossing bieden om maatschappelijke gevoelens van onvrede weg te nemen, dan moet in de tweede plaats worden nagegaan welke maatregelen kunnen worden genomen teneinde onwenselijk fiscaal gedrag te voorkomen. Beide kwesties komen aan de orde in verschillende rechtslagen: de nationale belasting wet, bilaterale belastingverdragen, primair en secundair unierecht, en internationale ‘soft law’ zoals het OESO-Forum on Harmful Tax Practices en de aanbevelingen in het BEPS-project. Deze rechtslagen komen aan bod in de verschillende hoofdstukken van dit rapport. In hoofdstuk 2 komt de toepassing van ‘fraus legis’ onder de nationale belastingwet aan de orde. Betoogd zal worden dat de omstandigheid dat een belastingplichtige – al dan niet samen met anderen – in economische zin een voordeel weet te realiseren dat naar de letter van de wet onbelast moet blijven, niet zonder meer betekent dat wordt gehandeld in strijd met doel en strekking van de wet. Het van het leerstuk van fraus legis onderdeel uitmakende motiefvereiste moet immers nadrukkelijk worden onderscheiden van het normvereiste, aangezien een willekeurige wetstoepassing door de belastingadministratie anders op de loer ligt. Het rapport ziet geen noodzaak tot onmiddellijke invoering van specifieke anti-misbruikmaatregelen teneinde leemten in de het concept ‘fraus legis’ te repareren. Voor vergrijpboeten in de context van ‘fraus legis’ ziet het rapport weinig tot geen ruimte. Hoofdstuk 3 past het concept ‘misbruik van recht’ toe in een internationale context. Kan ‘fraus legis’ uit de nationale rechtslaag in de huidige tijd doorwerken op belastingverdragsniveau? Voor zover toepassing van het concept ‘misbruik van recht’ naar de huidige stand van het recht geen oplossing biedt, wordt nagegaan in hoeverre voorgestelde alternatieven – gedacht wordt aan Actie 6 van het BEPS-project – daadwerkelijk oplossingen bieden voor gesignaleerde problemen. In hoofdstuk 4 komt het unierecht (directe belastingen) aan de orde. Met betrekking tot de directe belastingen wordt aandacht besteed aan de vraag of de notie van ‘Unietrouw’ kan dwingen tot bestrijding van misbruik van recht. Vervolgens komt de vraag aan de orde wanneer een belastingplichtige misbruik maakt van de EUverkeersvrijheden en – in aansluiting daarop – de vraag onder welke omstandigheden nationale anti-misbruikmaatregelen geoorloofd zijn. Hierbij wordt onder meer aan - dacht besteed aan renteaftrek (Acties 2 en 4 van het BEPS-project), CFC-regels (Actie 3), de ‘nexus approach’ in de context van IP-regimes (Actie 5) en ‘limitation-on-benefits’ bepalingen (Actie 6). Geconcludeerd wordt dat de EU-verkeersvrijheden belangrijke grenzen stellen aan de toepassing van anti-misbruikmaatregelen uit de nationale rechtslaag alsmede de rechtslaag van de belastingverdragen. Ook wordt aandacht besteed aan de vigerende en aanhangige richtlijnen op het terrein van de directe belastingen. Het Unierecht (indirecte belastingen) komt aan bod in hoofdstuk 5. Eerst wordt stilgestaan bij de aard van het concept ‘misbruik van recht’. Is dit een Unierechtelijk beginsel dat zonder meer in de nationale rechtsorde kan worden toegepast? Voorts wordt de notie van de ‘economische realiteit’ geanalyseerd: het Hof van Justitie lijkt begripsmatig onzuiver om te gaan met dit begrip door het zowel op feitelijk als op rechtskundig niveau te hanteren. Ten slotte wordt ruim aandacht besteed aan de vraag hoe redres moet plaatsvinden na de constatering dat ‘misbruik van recht’ heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad krijgt een aantal concrete handvatten aangereikt. Een bijzonder actueel thema wordt aangevat in hoofdstuk 6: de toepassing van staatssteunregels in de sfeer van fiscaal onwenselijk geacht gedrag. Het rapport staat stil bij de vraag of een EU-lidstaat staatssteun kan verlenen door ‘misbruik van recht’ niet te bestrijden. Vervolgens wordt de vraag behandeld of staatssteun verborgen kan zijn in specifieke anti-misbruikmaatregelen door deze niet toe te passen in sommige gevallen. Beide vragen zijn bijzonder relevant, aangezien de Europese Commissie in beide situaties een instrument in handen kan hebben om misbruik van recht actief te bestrijden met behulp van primair Unierecht. Het rapport wordt afgesloten in hoofdstuk 7. Wij hebben ervoor gekozen elk afzonderlijk hoofdstuk samen te vatten in stellingen. Niet alleen zal dit de gedachtewisseling in de vergadering van onze Vereniging ten goede komen, maar het doet ook recht aan de insteek die wij hebben gekozen. Dit rapport streeft er niet naar het leerstuk ‘misbruik van recht’ uitputtend te behandelen. Veeleer was het onze bedoeling om dit oude leerstuk te plaatsen in de actuele context van vandaag door middel van een prikkelende benadering van de thematiek. De Commissie bestond uit de volgende personen: Prof. mr. S.C.W. Douma (Universiteit Leiden en PwC, voorzitter van de Commissie) Mr. drs. M. Chin-Oldenziel (Crowe Horwath Foederer) Prof. mr. A.J. van Doesum (Universiteit Maastricht en PwC) Mr. D. Nijssen (AkzoNobel en Radbaud Universiteit) Dr. E. Poelmann (Belastingdienst en Universiteit van Amsterdam) Mr. ir. A. Roelofsen (Ministerie van Financiën) Mr. drs. P.C. van der Vegt (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch)
Period1 Jan 201416 May 2016
Held atVereniging voor Belastingwetenschap, Netherlands

Keywords

  • Misbruik van recht
  • abuse of law